top of page
Zoeken
Foto van schrijverEllen

PLAN

Op maandag haalden we Jan z’n broer Arno en schoonzus Astrid (tevens mijn nichtje) op van het vliegveld, die op de valreep ons leven in Indonesië nog kwamen ervaren. We namen ze mee in een soort vogelvlucht van drie dagen door Jakarta, naar de plekken die voor ons belangrijk zijn geweest in de afgelopen 2 jaar. We bezochten de fabriek en het kantoor van De Heus, een project van de Werkgroep, we shopten erop los en gingen eten bij onze favoriete tentjes.

Te midden van al deze drukte lukte het Astrid en mij om per ongeluk in een poepchique patisserie terecht te komen. Zal je altijd zien, ik had net die dag verstandige schoenen aangetrokken en zag er daardoor

uit als de secretaresse van een hengelsportvereniging. Zo jammer weer! Maar ik mocht gelukkig toch naar binnen, al was het wel pas na het passeren van een metaaldetector (ze waren vast bang dat ik met m'n vishaakjes wat macarons zou meehengelen).

Van al het lekkers dat we daarna op ons bordje kregen sprongen er één ding uit: We kregen cashewnoten in bladgoud geserveerd. Ik weet niet hoe het met jullie is, maar voor mij was dat een nieuwe ervaring. Het zag er prachtig uit, maar als ik heel eerlijk ben, was het niet speciaal lekkerder dan de nootjes van de kaasboer. Eigenlijk riep het vooral veel vragen op. Kun je goud verteren? Ga ik nu glanzen van binnen? En natuurlijk: Is het lonend om de volgende dag met een theezeefje aan de slag te gaan in het toilet?

Geen paniek hoor, lieve lezers, dat laatste hebben we niet uitgeprobeerd.


Omdat Arno en Astrid ons wilden trakteren op een etentje bij Café Batavia, reden we op woensdagmiddag die kant op. We zaten nog niet in de auto of ik zag de signalen al: mijn man had een plan en ik ging er geen zin in hebben.

En ja hoor, hij stelde voor om eerst naar de oude haven te wandelen. Dit hadden we al een keer eerder geprobeerd (met Manon en Thijs) en dat was de enige keer dat ik me niet veilig voelde in Jakarta. We hebben de haven toen niet gehaald, maar Jan was vastbesloten dat dat nu wel ging lukken. En hoe zal ik dat netjes omschrijven? Hij kan nogal overtuigend zijn. Nu houden Arno en Astrid ook wel van een avontuurtje hier en daar, dus die lieten zich graag overhalen. En dus hobbelde ik met frisse tegenzin mee door kleine armoedige kampungs en over een levensgevaarlijke vierbaansweg. Wat waren Astrid en ik blij dat we net zij aan zij een plasje geloosd hadden op een schimmelig hurktoilet, want nu konden we het in ieder geval niet meer in ons broek doen.

In de buurt van waar we dachten dat de oude haven moest zijn, ontmoetten we Arthur-met-zonder-tanden (hij had er nog 3 en een half, verdeeld over 2 kaken), een oudere man die Nederlands sprak en ons ongevraagd begon te begeleiden.

Ik had geen goed gevoel bij Arthur. Hij was net wat te brutaal en eiste iedere keer dat we foto’s maakten van dit en van dat, waarmee hij een heel dwars beestje in mijn hoofd wakker maakte.

Ik vroeg een aantal keer of we echt naar de haven gingen, en ja volgens Arthur gingen we echt naar de haven. Ik geloofde er niets van: een toeristische attractie bereik je normaal gesproken niet via olifantenpaadjes, onder hekken door en over muurtjes heen, daar ligt gewoon een weg. Maar Arthur bleef heftig knikkend volhouden dat we goed gingen en hij kon het weten want zijn vader had bij de NS gewerkt (iets wat anno 2023 geen beste aanbeveling meer is, maar dat nieuws heeft Indonesië blijkbaar nog niet bereikt). Uiteindelijk liepen we een betonnen hok in dat vol afval lag, waar tegen de achtermuur een wiebelig laddertje stond. Als we de oude haven wilden zien, moesten we daar opklimmen, meldde Arthur.

Mijn fantasie was intussen allang met me op de loop, ik verwachtte al dat er een hek achter ons dicht zou gaan en dat we eerst losgeld moesten betalen voor we weg mochten ofzo, maar voor ik het wist stond Jan al enthousiast bovenaan de ladder te koekeloeren. Ook Arno klom naar boven en meldde dat het prachtig was. Tja, dan ben ik ook de beroerdste niet (en behoorlijk nieuwsgierig), dus ook ik klom de ladder op.

Om aan de andere kant een haventje te zien liggen dat inderdaad het predicaat ‘oud’ verdiende: een soort botenkerkhof, waar vaartuigen lagen in verschillende stadia van ontbinding.

Ik kwam briesend die ladder af: 'Dit is de oude haven helemaal niet! Ik heb het op internet opgezocht, er zouden mooie oude VOC schepen moeten liggen!' En Arno, de lieverd, zei: 'Maar je keek vast tegen de achterkant aan!' Nou ik dacht het niet zwagert, dit lijkt er niet eens op!

Arthur-met-zonder-tanden voelde de bui intussen wel hangen, die dacht: Geen aandacht geven aan die Kenau, de rest heeft het best naar hun zin, dus we gaan lekker verder. Hij voerde ons mee een enorme kampung in, waar we binnen de kortste keren de weg kwijt waren. We werden aangestaard, aangesproken, nageroepen, kortom niet echt warm verwelkomd. Mijn fantasie ging wederom met me op hol en ik voorzag al dat we ingesloten en ontvoerd zouden worden, maar zo gek werd het niet. Dat nam niet weg dat ik ondertussen alles bij elkaar mopperde, foeterde en tierde. Over dat het niet veilig was, dat ik daar niet wilde zijn, dat we dat hele roteind gelopen hadden en nog de oude haven niet gezien hadden, dat als je met de Werkgroep in een kampung komt tenminste met respect behandeld wordt, enzovoort enzovoort. Laten we zeggen dat ik niet echt leuk gezelschap was.

Helaas trok echt helemaal niemand zich iets van me aan en Arthur-met-zonder-tanden al helemaal niet. We stiefelden steegje in en steegje uit, over bruggetjes die zo gammel waren dat wij er met ons postuur niet met z’n tweeën tegelijk op konden staan en door poortjes waar we bijna klem bleven zitten. Ondertussen bleef Arthur maar eisen dat we overal foto’s van maakten, want dit was het echte leven. En ik dacht alleen maar: 'Ja beste man, dat weet ik, ik kom ook niet uit een ei. Maar ik wil nu gewoon weg!'

Ik ben nog nooit zo blij geweest dat ik de doorgaande weg weer zag.

En toen kwam het meest kritische deel van alles: het moment van betalen (want Arthur ging dan ongevraagd mee, hij wenste echt wel betaald te worden). En precies waar ik bang voor was gebeurde, Jan gaf hem een mooi bedrag, maar Arthur vond het bij lange na niet genoeg, hij wilde het driedubbele. Ik keek al om me heen of ik dreigende lieden met kapmessen op ons af zag komen en maakte me nu echt serieus zorgen over onze veiligheid.

Maar wat is het dan fijn om een man te hebben van een formaatje Goliath. Hij sloeg Arthur met een kolenschap op zijn schouder, lachte hartelijk en riep: Doe normaal man, dit is meer dan genoeg!” en leidde ons zonder aarzelen de drukke weg weer over. En zo kwamen we veilig en een ervaring rijker terug bij Café Batavia, waar we heerlijk gegeten hebben.

Inmiddels zijn we aangeland op het onwaarschijnlijk mooie eiland Flores, waar ook Arne en Elisa naartoe zijn gekomen, voor een gezellig weekend met z’n zessen. We startten vandaag in de chill-modus: we genoten van zon, zee en strand bij een prachtig uitzicht op de omringende eilanden. Het plan is om vanavond te gaan barbequen op het strand. Kijk, van zo'n voorstel wordt ik dan wel weer enthousiast.




89 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page