Afgelopen woensdag gingen Agaath, Mart en ik op excursie naar de Cu Chi tunnels en de Mekong Delta. Daarvoor moesten we ons in alle vroegte melden bij Vietnam Adventure Tours in District 1. Er stond een luxe 12 persoons van voor ons en onze medereizigers klaar, inclusief onze persoonlijke babbelbox Theodore: een hyperactieve gids met een geschiedenis-docent-syndroom en een zwaar beschadigd gevoel voor humor (steeds dezelfde flauwe grapjes afgesloten met de woorden hahaha).
Tot overmaat van ramp had Theodore een cursus Lesgeven voor dummies gevolgd en wilde hij zijn voordracht graag een interactief karakter geven. Wat in de praktijk betekende dat we een twee uur durende overhoring Vietnamese geschiedenis kregen op een tijdstip waarop ik normaal gesproken net één oog open trek. De ellende was daarbij nog dat ik recht voor zijn neus zat en keurig ben opgevoed, ergo: het niet over mijn hart kon verkrijgen om de man te negeren (zoals de rest van de bus wel deed). Het leverde Agaath in ieder geval ontzettend veel plezier op, want die giechelde in mijn oor: ‘Je kijkt nu precies zoals je vader als hij het ergens niet mee eens is!’.
Ik heb dagen gehad die beter startten.
Na een tussenstop voor de broodnodige koffie, arriveerden we bij de tunnels, waarin de Vietcong tijdens de oorlog jarenlang hebben geleefd. De rondleiding begon bij een putje waarin je je onzichtbaar zou kunnen verstoppen, als je omvang dat toestaat tenminste. Er had zich net een Indaase man in laten zakken, die beslist niet aan dat laatste criterium voldeed: Hij zat klem ter hoogte van zijn buik. Twee grote kerels stonden druk aan hem te sjorren in een poging om hem los te trekken. Terwijl we dat alles stonden aan te kijken (een goede wake-up-call voor mij om deze dag eens geen domme dingen te doen) wist Mart een goede oplossing: ‘Laat hem daar een paar dagen zitten zonder eten, komt er vanzelf een moment dat hij er weer uit kan’. Gelukkig voor die man is het zover niet gekomen.
Agaath paste er even later trouwens wel helemaal in en Mart wist tot hoever hij zich kon laten zakken zonder klem te komen zitten. Ik ben er uiteraard niet eens aan begonnen. Iets met: Ken uw zwakheden.
Daarna volgden we Theodore verder door het gebied, langs allerlei soorten tunnels en griezelige valkuilen, waarbij hij van ieder item zijn college tot aan de laatste puntkomma afwerkte en voor het gemak alle vragen negeerde (behalve zijn humor bleek ook zijn improvisatievermogen kapot, sommige mensen hebben ook altijd pech), maar desondanks hingen we aan zijn lippen, want het was echt een interessante rondleiding. Niet te geloven dat deze mensen zolang onder de grond hebben geleefd!
Om het oorlogsgevoel compleet te maken, hoorde je op de achtergrond schieten. Er is daar namelijk ook een schietbaan en ook deze zat ook in ons excursiepakket. Terwijl Mart en Agaath zich uitleefden met een AK-47, kocht ik een ijsje, ervan uitgaande dat het feest hier wel zo’n beetje ten einde was.
Maar dan had ik natuurlijk niet met Theodore gerekend. Want in de tweede helft van de rondleiding bleken ruimere tunnels te zijn opgenomen en hij accepteerde eigenlijk geen ‘nee’, we moesten er allemaal in. Dus nadat Agaath en Mart het al een keertje hadden geprobeerd en weer aan één stuk naar buiten kwamen (wat niet vanzelfsprekend was: Agaath was een zijtunnel in gekropen, maar toen Mart riep dat hij haar niet kwam halen als ze daar vast kwam zitten, moest ze achteruit terug), liet ik me ook overhalen om in zo’n tunnel te kruipen.
Het eerste stukje ging nog wel, maar daarna bleek dat ‘ruimer’ een subjectief begrip. Die dingen zijn nog geen meter hoog en zo smal dat mijn heupen bijna vacuüm zogen. En ze zijn uit de rotsen gehakt, dus het geeft geen millimeter mee. Ik schrijf hier regelmatig over ‘blinde paniek’, maar wat ik daar voelde was daar echt een ver overtreffende trap van. Moesten we ons ook nog in een gat laten zakken, waarvoor ik mijn benen in die krappe ruimte voor me moest zien te vouwen. Echt mensen, hier is mijn lijf niet voor gemaakt. Agaath heeft een foto genomen van het moment dat ik mijn hoofd weer naar buiten steek: Nog nooit zo blij geweest om het daglicht te zien.
Aan het eind van de morgen bracht de buschauffeur ons naar een restaurant waar al een heerlijke lunch voor ons klaar stond. Daarna reden we door naar My Tho, waar we op een boot stapten en de Mekong opvoeren. Maar ook het middagprogramma bleek vol onverwachte wendingen te zitten: We moesten binnen de kortste keren alweer van de boot af en wandelden achter Theodore aan naar een overkapping waar we werden onthaald op thee met een fruithap en live Vietnamese muziek. Vijf verschillende dames en heren zongen ieder een eigen versje, begeleid door zelfgemaakte instrumenten. Laat ik voorop stellen dat ze allemaal enorm hun best deden en we echt enthousiast hebben geklapt enzo, maar heel eerlijk gezegd klonk het alsof iemand een kat stond te villen.
Na dit intermezzo gingen we in een golfkarretje naar een smal watertje waar we in een soort kano mochten plaatsnemen en door een allerliefst rimpelig oud echtpaar tussen hoge begroeiing door terug werden geroeid naar de grote boot (ze speelden lekker in op ons schuldgevoel dat zij voor ons moesten roeien, waardoor Mart een handje hielp en ze een flinke fooi opstreken). Ook hier was het weer de vraag of je aan één stuk op de plaats van bestemming aan kwam, want er werd ons keer op keer gezegd dat je geen vingertopje buiten de boot mocht steken. Niet heel geruststellend, maar het is ons wel allemaal weer gelukt om veilig aan te komen.
Vervolgens was er nog één tussenstop: Coconut Island, waar we na een lekker kokosnootijsje terug werden gebracht naar de boot en daarna weer naar de bus. Die ons rond 7 uur ’s avonds weer vlak bij huis afleverde. Moe, maar met fantastische herinneringen en zeker geweldige anekdotes om later nog eens op te halen.
Ik mis de foto dat je net weer omhoog uit die tunnel kwam…….!