Vorige week maandagavond stonden we op het vliegveld om mijn lieve vriendin uit Jakarta, Herma, en haar man Leo te verwelkomen. Zij kwamen gezellig een paar dagen naar Saigon. We maakten wat leuke tripjes met z’n vieren, o.a. naar de Opera House voor de AO Show (die met acrobaten en bamboe, waar ik in maart met Agaath ook al was, maar was voor Jan nieuw), en een rivercruise (hadden wij na een jaar in HCMC dus gewoon nog nooit gedaan, maar was wel heel gaaf om onze flat een keer vanaf het water te zien). En we kletsten natuurlijk heerlijk bij.
Halverwege de week kregen we een appje van de makelaar over de contractverlenging van ons huis (Jan zal volgend jaar nog het grootste deel van de tijd hier zijn en wil daarom graag het huis aanhouden, zodat hij een thuis heeft). Voor De Heus is dit geen probleem, meldde de makelaar, maar de eigenaar (landlord, zoals ze dat hier zo mooi noemen) wilde dan wel 10% extra huur. We keken elkaar aan en zeiden tegelijk: ‘Echt niet! Dan zoeken we wel wat anders!’, waarop de makelaar met een hele rits aan appartementen kwam waar we naar toe zouden kunnen verhuizen.
En zo liepen we maandagavond ineens weer achter haar aan om appartementen in-en-uit te sjokken, al fotograferend en opmerkingen neerpennend. Aan het eind van de rit kon ik geen appartement meer zien, liepen alle beelden door elkaar en kon ik van mijn aantekeningen geen chocola meer maken.
We besloten er eerst maar een nachtje over te slapen in de (waarschijnlijk ijdele) hoop dat één en ander de volgende morgen wat helderder zou zijn. Maar de volgende morgen bleek sowieso alles anders, want de makelaar liet ons weten dat de eigenaar de huurverhoging had teruggedraaid nadat hij hoorde dat we gingen vertrekken. Die beste man dacht waarschijnlijk: Proberen kan altijd, wie weet snoep ik nog een paar miljoentjes extra mee. Jammer joh, maar niet gelukt. Jullie weten dat ik geen fan ben van onderhandelen, maar deze strategie scheelt ons nu een complete verhuizing en daar ben ik eigenlijk best een beetje trots op.
Dit weekend leek het wel herfst in Ho Ch Minh City. Er trok een orkaan over het midden van Vietnam en hier in het zuiden kregen wij daar een staartje van mee in de vorm van enorm veel regen. De afgelopen weken is het patroon steeds: ’s Ochtends zon, ’s middags regen en ’s avonds weer droog (bij een temperatuur die beter te doen is dan in april, mei en juni. In de drie weken dat ik nu hier ben heb ik nog niet zoveel zweet vergoten als er in die periode op één dag uit m’n poriën gutste), maar nu sloeg de regen bij het wakker worden al tegen de ramen. Echt weer om met appeltaart en warme chocomel onder een dekentje op de bank te kruipen en dat deden we dan ook (oké, Jan niet onder een dekentje natuurlijk, maar ik wel en dan stond de airco uit). Ook bijzonder om een keer mee te maken in Azië.
Maar goed, door al die regen had je deze dagen je paraplu dus echt wel nodig, ook voor piepkleine stukjes, dus maandagochtend haastte ik me met plu en al de weg over naar de nagelsalon. Voor de opmerkzame lezer: Alweer ja, want mevrouw gaat in haar eentje op pad en houd ervan als alle details dan een beetje op orde zijn. Hoe bedoel je controlfreak?).
Eenmaal binnen kwam er meteen een allervriendelijkst meisje naar me toe, die me vroeg of ik een echt Vietnamees snoepje wilde proberen. Ik schoot onmiddellijk in de ik-ben-een-aardige-en-beleefde-Europeaan-modus en knikte zonder eerst goed naar de zakje te kijken (o Ellen, wanneer leer je het nou eens???). Het meisje deed me voor hoe de delicatesse gegeten moest worden en ik pakte een verschrompeld klompje bruine substantie aan, die ik het best kan omschrijven als de uitwerpselen van een middelgroot zoogdier in verregaande staat van ontbinding (de uitwerpselen dan, niet het zoogdier). Ik kon alleen maar heel toepasselijk denken: Kak! Heb ik weer.
Nou wil het geval dat er in zo’n nagelsalon in Vietnam altijd wat meer mensen rondlopen dan er werkelijk nodig zijn (niet alleen in de nagelsalon trouwens), waardoor ik mijn eerste hapje nam onder het toeziend oog van minstens vijf Vietnamezen die me verwachtingsvol aankeken. Ik perste er blijkbaar een redelijk overtuigend ‘Heel lekker!’ uit, want ik zag vijf dolblije gezichten tegenover me. Mijn smaakpapillen en ingewanden waren intussen een totaal andere mening toegedaan: Het voelde alsof mijn maag zich van afschuw had omgekeerd en mijn darmen deden er van pure wanhoop een dansje omheen. En toen moest er dus nog begonnen worden aan mijn nagels. Gelukkig trok de misselijkheid redelijk snel weg, maar de smaak bleef hangen tot ik zo snel als ik kon thuis wat anders in mijn mond propte. Brrr!
Nu kan je denken: Die mensjes hadden je lekker te pakken, ze keken gewoon wat je zou doen met zoiets ranzigs, maar dat was dus niet zo. Het zakje ‘snoep’ ging het hele uur dat ik daar was van hand tot hand en iedereen smulde ervan. Het deed me denken aan een You Tube filmpje dat ik eens gezien heb over buitenlanders die in Nederland drop en salmiak te eten kregen. Iemand zei: ‘Geven de Nederlanders dit aan hun kinderen? Dat is pure mishandeling!’. Nou, ik weet nu dat die misdaad blijkbaar niet alleen aan de Nederlands is voorbehouden…
Deze blog heb ik grotendeels geschreven terwijl ik op het vliegveld zat te wachten op de vlucht naar Hanoi. Ik heb mezelf namelijk een herfstvakantietripje cadeau gedaan. Terwijl Jan deze week in Myanmar is, ga ik naar Sapa, in het noordwesten van Vietnam, dat bekend staat om de prachtige natuur. Het is een plek waar ik nog graag een keer naar toe wilde en omdat ik het langste eind van de tijd in Azië erop heb zitten, besloot ik om de koe bij de horens te vatten en maar gewoon te gaan. Het leek me dat dat er in het kader van mijn niet-durven-toch-doen-ontwikkeling ook nog wel bij kon (tweeënhalf jaar geleden kreeg ik de sidderzenuwen van een koffiedate waar ik door Afif naartoe gebracht werd, dus we kunnen wel constateren dat ik de nodige stappen gemaakt heb, toch?) en zo ben ik inmiddels aangeland in een hotel in Hanoi. Waar ik binnen vijf minuten na aankomst tot mijn intense verbazing een oneerbaar voorstel kreeg.
Ik heb serieus goed nagedacht over wat er allemaal mis zou kunnen gaan als ik alleen op reis zou gaan in Azië, maar opdringerige mannen kwamen echt niet op dat lijstje voor. Gewoon omdat ik me hier wat dat betreft nog nooit onveilig heb gevoeld en ook omdat mijn hoogtijdagen toch al een aardig tijdje voorbij zijn.
Maar ik zat nog geen milliseconde met mijn welkomstdrankje op de bank van de lobby of er schoof een Aziatische man naast me die me een hand gaf en vroeg of hij m’n Insta en Whats App mocht.
Kijk, en toen was er ineens weinig meer over van mijn ik-ben-een-aardige-en-beleefde-Europeaan-modus. Al mijn alarmbellen begonnen te rinkelen en ik weigerde vriendelijk doch beslist. Waarom ik dat niet wilde geven? Ik was zo vriendelijk en had zulke mooie ogen… ‘Omdat ik enorm op m’n privacy gesteld ben, beste man’, maar daarmee was hij nog niet afgewimpeld.
Hij vertelde me doodleuk dat hij een kamer zocht voor de nacht en vroeg of ik die van mij met hem wilde delen. Ik verslikte me nog net niet in m’n jasmijnthee en vertelde hem toen luid en duidelijk dat het antwoord ‘nee’ was. Had hij ook nog het lef om ‘Waarom niet?’ te vragen. Omdat ik getrouwd ben, grapjas. En echt waar, toen antwoordde hij: Maar als je getrouwd bent kun je best beschikbaar zijn. De vieze ouwe snoeperd. Gelukkig kwam de receptionist toen net naar me toe en verdween deze rare gast snel uit beeld. Mij redelijk verbijsterd achterlatend.
Nu maar hopen dat dit het spannendste verhaal van mijn vakantie zal zijn... Wordt sowieso vervolgd!
Commentaires